Flikken en boekhouders: over de kwaliteit en integriteit van schriftelijke bronnen

09 februari 2012

Bob Hoogenboom

Flikken en boekhouders: over de kwaliteit en integriteit van schriftelijke bronnen
Zo heb ik maar even kortweg het fantastische hoofdstuk Cops and Auditors. The Rhetoric of Records van Van Maanen en Pentland vertaald.[1] Waarom fantastisch? Omdat de auteurs een verklaringsmodel ontwikkelen voor de wijze waarop zowel binnen de politie als binnen de accountancy geschreven bronnen tot stand komen.

Zowel de politie als de accountancy produceren dag in dag uit (controle)rapporten, dossiers, (gesprek)verslagen, processen-verbaal en jaarrekeningen. Hiervoor bestaan (wettelijke) voorschriften en zijn binnen beide beroepsgroepen methoden en technieken ontwikkeld. De productie van geschreven bronnen voldoet daardoor aan hoge, vaak wettelijk verplichte, vorm- en inhoudvereisten. Hierdoor bestaat een beeld van objectieve, neutrale en bovenal rationele verslaglegging: onderliggende feiten worden waardevrij en professioneel weergegeven in schriftelijke bronnen. Als u dit gelooft, gelooft u alles. Dat is kortweg de essentie van het verklaringsmodel.

Organisatorische bronnen en schriftelijke producten geven niet simpelweg een weergave van gebeurtenissen, maar zijn interpretaties daarvan en uiteindelijk gericht op eigenbelang van de organisatie. Dat uit zich in het feit dat schriftelijke producten worden geschreven met in het achterhoofd het publiek dat men wil overtuigen. Men schrijft niet uitsluitend volgens de wettelijke voorschriften, maar om het gewenste effect te bereiken. De scheidslijn tussen de vaktechnische vereisten en retorische technieken is feitelijk dun. Alle geschreven bronnen veronderstellen een publiek en worden (on)bewust geschreven voor dat publiek. De verbalisant volgt de regels van strafrecht en strafvordering, maar doet dat zodanig dat zijn leidinggevende (publiek), vervolgens de officier van justitie (publiek) en uiteindelijk de rechter (publiek) overtuigd raken van datgene wat is geschreven.[2] Accountants werken veelal solo in een team aan onderdelen van een controle van de administratie. Assistent-accountants en junior-accountants rapporteren aan senior-accountants (publiek) en deze op hun beurt aan partners van de accountancy maatschap (publiek) die uiteindelijk rapporteert aan de cliënt (publiek). Op incidenteel zaakniveau zijn zowel politiefunctionarissen als accountants – maar ook de samenleving als geheel – zich natuurlijk bewust van het feit dat geschreven bronnen niet altijd een neutrale weergave vormen van de feiten. Op deze website staat een voordracht van de advocaat/hoogleraar Knoops, uitgesproken ter gelegenheid van de uitreiking van de Publicatieprijs SMVP aan Peter van Koppen, over gerechtelijke dwalingen. Deze dwalingen beginnen altijd met één of meer schriftelijke bronnen waarvan later blijkt dat sprake is geweest van tunnelvisie, niet opnemen van ontlastend bewijs, niet nalopen van sporen naar mogelijk andere daders of fabricatie van bewijs (geurproeven door speurhonden). Over accountants kunnen we in dit verband kort zijn. Sinds de eeuwwisseling is (inter)nationaal sprake van tientallen boekhoudschandalen. Keer op keer wordt gewezen op het feit dat accountantsrapporten niet, te weinig of te laat ook maar bij benadering een correcte weergave van de feitelijke gang van zaken binnen ondernemingen weergeven. Het schrijven voor een publiek is hier natuurlijk veel sterker aanwezig: de ondernemer is opdrachtgever van de accountant. Er zijn honderden cartoons over het meebuigen van accountants. Op een daarvan vraagt een opdrachtgever: ‘Hoeveel is twee plus twee?’. De accountant antwoordt: ‘Hoeveel wilt u dat het is?’.

Van Maanen en Pentland zetten wetenschappelijk onderzoek naar geschreven politiebronnen op een rijtje en concluderen dat hieruit blijkt dat de ‘accuratesse’ daarvan nogal eens te wensen over laat. Omdat rapporten ‘after the facts’ worden geschreven wordt in voorkomende gevallen een gebeurtenis ‘aangepast’ aan de wettelijke en organisatorische procedures (‘witgewassen’) of wordt selectief omgegaan met (ontlastend) bewijs. Ook wordt gewezen op het interpreteren van interne bronnen dusdanig dat deze een positieve functie hebben in bijvoorbeeld misdaadstatistieken of wijk- en buurtscans. Dan wordt creatief omgegaan met bronnen om een gunstig beeld van de organisatie, de wijk, een stad of een burgemeester te creëren.

Het hoofdstuk is dunkt mij ook breder toepasbaar. Ook in de wetenschap bijvoorbeeld. Ook ik probeer in een column, een artikel of een college te ‘overtuigen’. Ik schrijf niet alleen voor mezelf – alhoewel dat ook in zichzelf een zekere voldoening geeft – maar voor u. Ik structureer deze column op een bepaalde manier, ik gebruik materiaal dat past in mijn doelstelling en laat wetenschappelijk materiaal dat afbreuk zou doen aan mijn betoog wellicht achterwege. Ik structureer woorden, alinea’s en argumentaties om mijn publiek te verleiden ‘mijn’ interpretatie te accepteren. Of, in het minste geval waarschijnlijk te achten. Maar mijn verhaal is ‘slechts’ van mij en een onder meerdere verhalen.

Dat laatste is ook mijn boodschap als ik het hoofdstuk gebruik in colleges aan de Politieacademie en op Nyenrode waar ik aan accountants en controllers doceer. Binnen de accountancy is naar aanleiding van de boekhoudschandalen (verplichte) aandacht voor het leerstuk professioneel scepticisme. De nadruk wordt gelegd op het niet langer klakkeloos aanvaarden van geschreven bronnen maar (zelf)kritisch doorvragen. Niet alles is wat het lijkt te zijn. Hetzelfde zien we binnen de rechtshandhaving waarin het leerstuk van de tegenspraak ingang heeft gevonden. Flikken en boekhouders zijn het aan hun professionele stand verplicht een kritische grondhouding te hebben.

Deze column van Bob wordt deze maand ook geplaatst op www.accountant.nl<http://www.accountant.nl>.

Twitter Bob Hoogenboom

 [1] In Sitkin, S. & Bies, R. (eds.), The legalistic Organization. NewburyPark, Ca: sage: 1993 pp. 53-90.

[2] Zie ook: A.C. ’t Hart, Strafrecht: de macht van een verhaalstructuur,  in: E. André de la Porte e.a. (red.), Bij  deze stand van zaken, Gouda Quint, Arnhem (1993).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *